De Amerikaanse regering overweegt opnieuw een importtarief van 100% op buitenlandse filmproducties (zie ook dit eerdere artikel). Het doel: meer producties terughalen naar Amerikaanse bodem en lokale werkgelegenheid stimuleren. Maar opvallend genoeg lijkt de wereldwijde filmindustrie hier nauwelijks van te schrikken. Grote studio’s, streamingdiensten en onafhankelijke producenten blijven onverminderd filmen in Europa, Azië en Oceanië, aangetrokken door belastingvoordelen, lagere kosten en een groeiend internationaal talentennetwerk.
Volgens recente cijfers van Reuters bedroegen de buitenlandse productie-uitgaven circa 24,3 miljard dollar, tegenover ongeveer 16,6 miljard dollar binnen de VS. Dat verschil onderstreept een structurele verschuiving: de wereldwijde filmproductie is niet langer afhankelijk van Hollywood.
Waarom buitenlandse filmproductie aantrekkelijk blijft
Landen zoals Canada, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië bieden niet alleen spectaculaire locaties, maar ook aanzienlijke belastingvoordelen voor filmproducties. Deze zogenaamde production rebates kunnen oplopen tot 30% van het totale budget — een voordeel dat Amerikaanse staten nauwelijks kunnen evenaren.
Bovendien is de technische expertise buiten de VS enorm gegroeid. Denk aan de visuele effecten in films als Avatar: The Way of Water (gemaakt in Nieuw-Zeeland) of Dune: Part Two (gefilmd in Hongarije en Jordanië). Hierdoor kunnen buitenlandse teams kwalitatief hoogstaand werk leveren tegen een lagere kostprijs.
Globalisering als motor van creativiteit
Waar protectionistische maatregelen ooit invloed hadden op handelsstromen, lijkt de filmwereld grotendeels immuun voor grenzen. Streamingplatforms zoals Netflix, Amazon Prime Video en Disney+ werken met lokale studio’s in landen als Zuid-Korea, Spanje en India om authentieke verhalen te produceren die wereldwijd aanslaan.
Het succes van internationale hits zoals Squid Game en Money Heist bewijst dat culturele diversiteit juist commerciële kracht oplevert. De industrie is dus niet alleen financieel, maar ook creatief gebaat bij globalisering.
Dreiging of illusie?
Hoewel een 100% importtarief op papier ingrijpend lijkt, is het praktisch moeilijk uitvoerbaar. Films zijn complexe coproducties, vaak gefinancierd en opgenomen in meerdere landen. Een harde tariefgrens zou leiden tot eindeloze juridische discussies over eigendomsrechten en oorsprong.
Daarom reageren de meeste studio’s nuchter en strategisch. In plaats van terug te trekken, spreiden ze hun risico’s: sommige producties blijven in de VS, maar de rest gaat onverminderd de wereld over.
Conclusie: Hollywood is overal
De hernieuwde dreiging van Amerikaanse importtarieven verandert weinig aan de realiteit: de filmindustrie is nu fundamenteel mondiaal. Creativiteit, kostenbeheersing en culturele uitwisseling wegen zwaarder dan politieke barrières.
Of zoals een studiomanager het samenvatte:
“Je kunt Hollywood niet meer verplaatsen — want Hollywood is de wereld geworden.”
